Het Koninkrijk der Nederlanden omvat straks vier landen: de huidige landen Nederland en Aruba en de nieuwe landen Curaçao en St. Maarten. Bonaire, St. Eustatius en Saba worden onderdeel (openbaar lichaam) van het land Nederland. Aan het land Nederlandse Antillen komt een einde. Door de staatkundige verandering van het Koninkrijk is de vraag naar de wenselijke relatie tussen de Caribische eilandgebieden en de Europese Unie op de voorgrond getreden. In geding is de keuze tussen de LGO-status (landen en gebieden overzee), waarbij het Europees recht maar in beperkte mate geldt, en de UPG-status (ultraperifeer gebied), waarbij het Europees recht in beginsel volledig van toepassing is. Wat zijn de territoriale en de personele werkingssfeer van de Europese verdragen? Hoe kan voor de Caribische eilandgebieden van het Koninkrijk welke status - LGO of UPG? - worden verkregen? Wat zijn de gevolgen van toepasselijkheid van Europees recht op deze eilandgebieden? In hoeverre zijn in geval van de UPG-status uitzonderingen op dit recht mogelijk? Welke risico's zijn er waar het gaat om de naleving van dit recht en voor wie? Is het rechtens aanvaardbaar dat het Europees recht wel volledig geldt in het Europese deel van het land Nederland, maar niet op de Caribische eilanden van dit land? Dit boek geeft antwoord op deze en aanverwante vragen. Het geeft een beeld van verschillende rechtsordes - de Europese Unie, het Koninkrijk, de landen van het Koninkrijk, maar ook Nederland inclusief zijn Caribische openbare lichamen - en hun onderlinge verhouding; rechtsordes die vaak goed bij elkaar aansluiten, maar soms ook stevig langs elkaar schuren of zelfs met elkaar botsen. Het boek is de neerslag van onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verricht door een uitgebreid onderzoeksteam van de Rijksuniversiteit Groningen. Naast het Europees en staatsrecht zijn er bijdragen op het terrein van het bestuurs-, straf-, belasting-, migratie-, privaat-, vennootschaps- en internationaal privaatrecht.